Kleurenleer

Over kleur valt natuurlijk veel te vertellen. Maar op welke manier wordt kleur eigenlijk waargenomen? In dit hoofdstuk zal dit worden toegelicht.

Wat is kleur?

Kleur is de frequentie van licht. Licht is een trilling die zich ‘vormt’ in een ‘golf.’ Deze golf heeft een lengte (golflengte) die afhankelijk is van de frequentie van de trilling. Hoe hoger de frequentie, hoe korter de golf.

 

 Afbeelding 1

 

Licht kan brekenen schifte. In afbeelding 1, ziet u witlicht dat breekt en schift in een glazen prisma. De bundel valt uiteen in de kleuren van de regenboog. Hierdoor is te zien dat witlicht alle frequenties van het spectrum bevat. De ogen kunnen slechts een gedeelte van deze frequenties waarnemen.

 

Wanneer heeft een voorwerp dan een kleur?

Voorwerpen verkrijgen hun kleuren door middel van absorptie en reflectie van het licht. Een rood vlak heeft bijvoorbeeld de eigenschap het rode licht te reflecteren en alle andere kleuren te absorberen. Afbeelding 3.1.2. geeft een schematische voorstelling van absorptie en reflectie bij een rood voorwerp. De kleurige pijl stelt hierbij een witte lichtbundel voor. Uitsluitend de kleur rood wordt door het voorwerp gereflecteerd.

Afbeelding .2

 

Zijn zwart en wit dan ook kleuren?

Zwart en wit zijn geen kleuren. Zwart absorbeert alle lichtkleuren. Hierdoor absorbeert zwarte kleding dan ook meer warmte dan bijvoorbeeld witte kleding. Wit is het tegenovergestelde van zwart. Dit reflecteert alle lichtkleuren. Er bestaan geen zuivere witte kleuren. Een zwarte zuivere kleur bestaat alleen als het absoluut donker is.

 

kleuren zien

Het voor de mens zichtbare kleurenspectrum ligt tussen de 400 NM (nanometer)en de 700 NM. Op afbeelding 3. is het kleurenspectrum te zien.

 

 

Afbeelding 3

 

 

In dit spectrum kunnen de kleuren die uit een golflengte van gereflecteerd licht bestaan, worden onderscheiden. In tabel 1. zijn deze kleuren op golflengte weergegeven.

 

kleur

golflengte

Rood

690 NM

Oranje

610 NM

Geel

580 NM

Groen

530 NM

Blauw

470 NM

Violet

400 NM

Tabel .1

De hersenen zorgen ervoor dat via de ogen de gewaarwordingen van de golflengtes omgezet worden tot een kleur. De ogen hebben als functie invallende lichtgolven te focussen op de achterkant van het oog, het netvlies of  de retina. De transparante buitenkant aan de voorkant van het oog breekt de lichtstralen en verandert deze van richting. De lichtstralen dringen de lens binnen waar deze verder afgebogen en gefocust worden op het netvlies.

Het netvlies bestaat uit ongeveer 127 miljoen lichtgevoelige receptoren die lichtgolven omzetten in de elektrochemische taal van het zenuwstelsel. Deze receptoren bestaan uit staafjes en kegeltjes. De staafjes zijn gevoelig voor zwart en wit en de kegeltjes zijn gevoelig voor kleur. Er zijn 3 type kegeltjes die gevoelig zijn voor verschillende kleuren. Dit zijn de kleuren rood, groen en blauw.

De informatie van het netvlies wordt via de oogzenuwen doorgeseind naar de hersenen die dit weer verwerken.

 

Kleurencirkel

 

In afbeelding 4 staat een kleurencirkel afgebeeld. In de kleurencirkel ziet u hoe de primaire en secundaire kleuren in elkaar overlopen. De drie kleuren in het midden van de kleurencirkel zijn de drie primaire kleuren. Deze worden omgeven door de secundaire kleuren met als buitenste cirkel de tertiaire kleuren.

 

Afbeelding 4

 

De kleuren die tegenover elkaar liggen, worden complementaire kleuren genoemd. Deze kleuren lijken helderder wanneer deze naast elkaar worden gelegd. De complementaire kleur van bijvoorbeeld de primaire kleur rood wordt verkregen door de andere twee primaire kleuren te mengen. Ditzelfde geldt voor de andere primaire kleuren.

 

Contrasten

 

Kleurcontrasten zijn een belangrijk onderdeel van de kleurenleer. Een contrast kan vergeleken worden met een tegenstelling. Er is sprake van een contrast wanneer twee kleurwerkingen duidelijk van elkaar verschillen. In totaal bestaan er zeven contrastverschillen. Deze contrasten zijn in de volgende subparagrafen uitgewerkt.

 

Kleur-tegen-kleur contrast

 

Binnen het kleur-tegen-kleur contrast wordt uitgegaan van de primaire kleuren. Wanneer de primaire kleuren naast elkaar worden gezet, wordt een sterk kleurcontrast verkregen. Eenmaal gemengd met andere kleuren, wordt dit contrast direct minder. Het contrast zal groter worden wanneer zwart of wit naast een primaire kleur wordt geplaatst. In afbeelding 5 staan enkele voorbeelden van dit contrast.

Afbeelding 5

 

Licht-donker contrast

 

Het licht-donker contrast heeft te maken met de helderheid van verschillende kleuren. Een duidelijk voorbeeld hiervan is het zwart-wit contrast. Daarnaast zijn er ook licht-donker contrasten waarbij dezelfde kleur wordt gebruikt. Tevens kan gesproken worden van een licht-donker wanneer twee verschillende kleuren worden gebruikt. In afbeelding 6 staan een aantal voorbeelden van het licht-donker contrast weergegeven.

 

 

Afbeelding 6

 

Warm-koud contrast

 

Sommige kleuren komen kouder of warmer over dan andere kleuren. Zo geeft een rode kamer een warmere indruk dan een blauwe kamer. De kleuren paars, blauw en groen worden als koud gezien en de kleuren rood, oranje en geel worden als warm gezien.

Wanneer de koude en warme kleuren naast elkaar worden geplaatst, zullen deze elkaar versterken. Rood lijkt bijvoorbeeld warmer van kleur wanneer deze naast blauw wordt geplaatst. In afbeelding 7 staan enkele voorbeelden van dit contrast.

 

Afbeelding 7

 

 

Complementair contrast

 

Binnen het complementair contrast worden de complementaire kleuren naast elkaar geplaatst. Hierdoor versterken de kleuren elkaar. In afbeelding 8 vindt u een voorbeeld van een complementair contrast.

Afbeelding 8

Dit contrast wordt vaak gebruikt om een bepaalde kleur er beter uit te laten zien. Een voorbeeld hiervan is biefstuk dat door de slager op een groen blaadje wordt verkocht.

 

Simultaancontrast

 

Er is sprake van  het simultaancontrast wanneer een kleur wordt beïnvloed door een kleur uit de directe omgeving. De letterlijke betekenis van simultaan is gelijktijdig. Met dit contrast wordt bedoeld dat het oog bij een bepaalde kleur altijd tegelijkertijd de complementaire kleur erbij probeert te zoeken. In afbeelding 9 zijn duidelijke voorbeelden te zien van dit contrast.

 

        

 

Afbeelding 9

 

Kwantiteitscontrast

Het kwantiteitscontrast betekent dat een sterk contrastverschil ontstaat wanneer  kleuren in zeer verschillende hoeveelheden worden gebruikt. Een voorbeeld hiervan is afbeelding 10 In deze afbeelding zijn twee kleine grijze vakjes in een groot oranje/geel veld gezet.

Afbeelding 10

 

Kwaliteitscontrast

 

Het kwaliteitscontrast is het contrast tussen heldere verzadigde en matte troebele kleuren. Het contrast hangt af van de hoeveelheid wit of zwart die aan een kleur is toegevoegd. Een voorbeeld hiervan is te zien in afbeelding 11

 

Afbeelding 11